Uitgebreide effectmeting 2020
Corona heeft onze realiteit op veel vlakken flink veranderd, maar één ding blijft ongewijzigd: in september gaat bij Zuid-Limburg Bereikbaar de jaarlijkse effectmeting de deur uit. Dit is voor ons het grootste meetinstrument waarmee we in kaart kunnen brengen in hoeverre onze programma-brede doelstellingen zijn behaald.
Resultaten tiende geclusterde effectmeting
Eind vorig jaar werd de vragenlijst voor de tiende keer uitgezet, en wel onder ruim 53.000 medewerkers. Uiteindelijk hebben twintig van onze aangesloten convenantpartners meegewerkt aan de enquête, wat een totale netto respons van 5.949 respondenten (ofwel 11%) heeft opgeleverd. Ook benieuwd naar de resultaten?

2019 vs. 2020
Als we de totaalresultaten van de effectmetingen van 2019 en 2020 naast elkaar leggen springen een aantal opvallendheden eruit. Allereerst wordt bevestigd wat we allemaal al stiekem vermoedden: het autoaandeel is in dit jaar gestegen. Waar in 2019 nog 47% van alle woon-werkritten met de auto werden afgelegd, is dat in 2020 gegroeid naar 61%. Niet geheel onverwacht is dit hogere autoaandeel ten koste van de duurzamere modaliteiten gegaan. De fiets heeft de grootste klap moeten opvangen met een daling van 32% naar 23%; het OV heeft zes procentpunten moeten inleveren (van 10% naar 4%). De elektrische fiets heeft daarentegen wat terrein gewonnen en laat een stijging van 2% zien. Wel nog goed om te vermelden: het autoaandeel is dan wel gestegen in relatieve zin, maar het absolute aantal autoritten is fors gedaald!
Thuiswerken in de lift
Waar eveneens niemand van zal opkijken – gezien de ontwikkelingen in het afgelopen jaar – is dat ook het thuiswerken een enorm stijging heeft doorgemaakt. Het aandeel medewerkers dat zegt één of meer dagen per week thuis te werken is bijna verzesvoudigd; van 10% in 2019 naar 59% in 2020.
Waardering werkgevers
Verder valt nog op dat de rapportcijfers die de medewerkers aan hun werkgever hebben toegekend allemaal hoger zijn dan het voorgaande jaar. De werknemers oordeelden in 2020 positiever over de bereikbaarheids-, vitaliteits- en duurzaamheidsinspanningen van hun werkgever in vergelijking met het jaar daarvoor. Deze laatste heeft absoluut en relatief gezien de grootste sprong gemaakt (van 5,5 naar 6,0).
In beweging
Tot slot kan nog een minder positieve ontwikkeling opgemerkt worden: het percentage medewerkers dat door hun woon-werkverkeer voldoet aan de beweegnorm, en dus minimaal 150 minuten per week (matig intensief) beweegt, is over alle modaliteiten flink gedaald. In totaal is het percentage dat voldoet zelfs gedaald van 69% (2019) naar 35% (2020). Aanvullend onderzoek heeft aangetoond dat deze dalingen deels het gevolg kunnen zijn van een aanpassing in de vraagformulering tussen deze twee metingen, wat kan hebben geleid tot een overschatting van het aandeel dat voldoet aan de beweegnorm in 2019. Een andere mogelijke verklaring is dat medewerkers voor een groot deel van 2020 niet meer (vijf dagen in de week) naar de werklocatie zijn gereisd, maar in sommige gevallen bijvoorbeeld nog maar één of twee dagen. Het is dus mogelijk dat deze groep met één à twee dagen reizen niet aan de wekelijkse beweegminuten is gekomen, maar dit voorheen met vijf dagen per week wel lukte.
Meer (aandacht voor) thuiswerken
In de vragenlijst van 2020 is uitvoeriger dan andere jaren stilgestaan bij het onderwerp thuiswerken. Zo gaf ruim driekwart van de medewerkers aan vóór de coronamaatregelen (bijna) nooit thuis te werken. In september was deze groep geslonken naar 41%, en gaf zelfs 86% van de thuiswerkers aan ook na de opheffing van de coronabeperkingen thuis te willen blijven werken. Gemiddeld genomen wensen thuiswerkers 2,2 dagen per week vanuit huis te werken, en de rest van de werkweek op kantoor door te brengen. Rekening houdend met deeltijd-dienstverbanden, komt dit neer op ongeveer 50% thuis en 50% op kantoor werken.
In balans
Met name de verminderde reistijd; de toegenomen productiviteit, flexibiliteit en structuur; en de verbeterde werk-privé balans, focus en concentratie worden genoemd als positieve aspecten aan het thuiswerken. Het gemis van sociaal contact is daarentegen unaniem verkozen tot grootste keerzijde van werken aan huis. Bovendien geven respectievelijk 40% en 13% van de medewerkers aan dat zij thuis minder werkplezier en productiviteit ervaren dan op de vaste werklocatie. Een deel van deze negatieve aspecten kan hopelijk na de crisis ondervangen worden door het thuiswerken tot twee à drie dagen in de week te beperken. Toch beoordelen medewerkers thuiswerken gemiddeld met een 7,2 en is circa 50% voornemens om ook na opheffing van de maatregelen structureel minstens één dag per week aan huis te blijven werken. Dit biedt veel potentie voor de bestendiging van een deel van het thuiswerk en bij het komen tot een goede verhouding tussen thuis en op kantoor werken.
Meer gaan zitten
Ondanks het feit dat onze wereld flink op z’n kop heeft gestaan – en nog steeds – blijft de mate van gezondheid die medewerkers zeggen te ervaren gelukkig onveranderd: over het algemeen beoordelen medewerkers hun gezondheid als goed, ongeacht of zij (nu of voor de crisis) volledig, deels of niet thuiswerken. Tussen deze groepen zijn ook geen grote verschillen in het behalen van de beweegnorm te ontdekken. Wat we wel zien is dat de groepen die deels of volledig thuiswerken een groter deel van hun werktijd zittend doorbrengen en dus minder beweging krijgen onder werktijd dan de groep die niet thuiswerkt. In totaliteit zijn we – in vergelijking met 2019 – meer tijd gaan zitten, en minder gaan staan en bewegen tijdens het werk, wat er mede toe heeft geleid dat alle groepen minder goed zijn gaan scoren op de beweegnorm. Hoewel de lange termijneffecten van thuiswerken op de vitaliteit nu nog niet inzichtelijk zijn, kan het vast geen kwaad om actief te gaan werken aan meer beweging tijdens werktijd!
Overstappers in beide richtingen
De algemene conclusie over de modal split van 2020 komt niet als een verrassing: het autoaandeel is gestegen ten koste van de fiets en het openbaar vervoer. Een diepere duik in de cijfers brengt echter ook andere ontwikkelingen aan het licht. Zo blijkt dat de auto zowel voor herkomst- als bestemmingsdoeleinden een minder grote rol speelt in Maastricht en Sittard-Geleen, terwijl deze in Heerlen en midden-gemeentes belangrijker lijkt te zijn. Bovendien zien we op de korte afstanden een toename in het aandeel e-bike en speed pedelec gebruikers, terwijl de auto weer wat grond heeft gewonnen op de langere afstanden. Desondanks is een relatief minder sterke daling in het aantal autoritten waar te nemen in vergelijking met de rest van de vervoerswijzen. Met andere woorden: we reizen minder vaak, maar als we reizen doen we dat vaker met de auto. Met name OV-gebruikers blijken vaker de overstap naar de eigen auto te maken, maar ook fietsers geven aan in verhouding vaker de auto te pakken op de korte afstanden.Vanzelfsprekend zagen we na de invoering van de coronamaatregelen een daling in het aantal dagelijkse woon-werkritten per persoon: in totaal worden er wekelijks maar liefst 96.333 ritten (ofwel 27%) minder gemaakt.
De weg terug
Gedurende het jaar hebben maar liefst 1.326 medewerkers de overstap van de auto naar de fiets, de e-bike en het OV gemaakt. We realiseren ons echter ook dat de situatie rondom het coronavirus ertoe heeft geleid dat minstens een zo groot deel de overstap terug naar de auto heeft gemaakt. Gezien de omstandigheden is dit niet meer dan logisch. Gelukkig kunnen we deze ‘negatieve overstappers’ wegstrepen tegenover de 46% van de werknemers die heeft aangegeven dat zij in het afgelopen jaar meer zijn gaan thuiswerken. “De beste rit is immers de rit die niet gemaakt is”, aldus mobiliteitsmakelaar Rob Schaap. Al met al blijft het echter zaak dat thuiswerken in de toekomst bestendigd wordt aan de hand van een gezonde mix tussen thuis en op kantoor werken, en dat medewerkers op die kantoordagen hun weg weer (terug) vinden naar de duurzame modaliteiten. Zuid-Limburg Bereikbaar helpt daar graag bij!
